dinsdag, 15 april 2014 02:00

keren

 

Als je vooruit varend een draai van 180º wilt maken in een vaarwater (keren), is het prettig als je draaicirkel zo klein mogelijk is. Zorg daarom dat je schroefwerking meehelpt. Let op: dit is belangrijke examenstof! 

Vooruit varend keren

Je vaart in een kanaal of vaart waarvan de breedte voldoende is om in één keer 180° te draaien.

  • Als je een rechtse schroef hebt draait je schip beter over bakboord. Je begint de draai dan aan de stuurboord kant van het vaarwater want dan heb je de kleinste draaicirkel.
  • Als je een linkse schroef hebt draait je schip makkelijker over stuurboord. Je steekt dan eerst het vaarwater over om vanaf de bakboord kant van het vaarwater je manoeuvre te beginnen.  Nu denk je misschien "maar dan vaar ik aan de verkeerde kant?" Op het water mag je (bijna) overal aan de 'verkeerde' zijde van het vaarwater varen. Alleen hebben schepen die aan de 'goede' kant varen wel voorrang.

 

Onthouden voor het examen:

  • schip met rechtse schroef manoeuvre aan stuurboordzijde van het vaarwater inzetten
  • schip met linkse schroef manoeuvre aan bakboordzijde van het vaarwater inzetten

 

tip_uit_de_praktijkJe kan de draaicirkel verkleinen door eerst de vaart uit het schip te halen voor je gaat keren.
Als je jouw schip zo goed kent dat je weet hoe veel ruimte je nodig hebt om met de schroefwerking 'tegen' te keren, en je hebt die ruimte, kan je dat natuurlijk ook doen.
Schepen met weinig schroefwerking hebben een draaicirkel die naar stuurboord en bakboord ongeveer even groot is.

Keren op kort bestek

Als het vaarwater te nauw is om in één keer rond te gaan moet je een aantal keer vooruit en achteruit varen tot je helemaal gekeerd bent (net zoals je dat met een auto in een smal straatje zou doen). Deze manoeuvre heet keren op kort bestek.

Wéér laat je de schroefwerking het werk voor je doen maar dit keer kies je er voor om de schroefwerking in te zetten als je achteruit vaart. Het wieleffect is immers het sterkste als je achteruit vaart. Laten we de manoeuvre stap-voor stap doornemen:

 

keren-op-kort-bestek-rsSchip met een rechste schroef:

  1. Ga naar de bakboordzijde van het vaarwater
  2. Rem eventueel wat af en geef dan 45º stuurboord roer met gas vooruit
  3. Sla achteruit vóór je tegen de stuurboord oever aanvaart
  4. Geef bakboord roer en vaar achteruit tot je weer bijna bij de bakboord oever bent. De schroefwerking en het roer helpen je te draaien
  5. Geef stuurboord roer en gas vooruit om verder stuurboord uit te draaien
  6. Herhaal 4. en 5. tot je voldoende gedraait bent

 

 

keren-op-kort-bestek-lsSchip met een linkse schroef:

  1. Blijf aan de stuurboordzijde van het vaarwater
  2. Rem eventueel wat af en geef dan 45º bakboord roer met gas vooruit
  3. Sla achteruit vóór je tegen de bakboord oever aanvaart
  4. Geef stuurboord roer en vaar achteruit tot je weer bijna bij de stuurboord oever bent. De schroefwerking en het roer helpen je te draaien
  5. Geef bakboord roer en gas vooruit om verder bakboord uit te draaien
  6. Herhaal 4. en 5. tot je voldoende gedraait bent

 

 

 

tip_uit_de_praktijk Om je aandacht volledig te kunnen richten op het geven van gas, niet tegen de oever aanvaren en eventuele andere vaart, kan het makkelijk zijn om het roer in de stand te laten staan die je nodig hebt bij vooruit varen. Dus niet telkens omzetten als je achteruit vaart. Dat maakt de manoeuvre voor jou veel rustiger.

 

Onthouden voor het examen:

  • schip met rechtse schroef manoeuvre aan bakboordzijde van het vaarwater inzetten
  • schip met linkse schroef manoeuvre aan stuurboordzijde van het vaarwater inzetten

(Dus precies andersom als wanneer je vooruit varend in één keer draait.)

Draaien met twee schroeven

twee-schroeven

Op schepen met twee schroeven is de draairichting van de schroeven bij vooruit varen altijd bij elkaar vandaan. Dit is omdat bij het keren de schroeven dan beide helpen om te draaien. De schroeven hebben beide een eigen gashendel, waardoor ze apart te bedienen zijn.

 

 

draaien-met-twee-schroevenIn het voorbeeld wordt een schip met twee schroeven getoont dat over stuurboord gaat draaien. Door vooruit te geven op de bakboord schroef en achteruit te geven op de stuurboord schroef werkt het wieleffect voor beide schroeven mee aan de draai. Een schip met twee schroeven kan daardoor erg goed op de plaats draaien. Vergelijk het maar met een tank met rupsbanden.

  

itemlogo

 

 

Toets je kennis van de manoeuvreskeren

 

 button volgende

 

 

dinsdag, 15 april 2014 02:00

wind en stroming

Wind en stroming zijn invloeden op het manoeuvreren waar we zelf geen invloed op hebben maar waar we natuurlijk wel rekening mee moeten houden.

Wind

Van een oever wegkomen terwijl daar een krachtige wind pal op staat kan een hele toer zijn. Als de wind van achteren komt bij het inzetten van een draai, wordt de draaicirkel een stuk groter. Als de wind van voren komt bij het inzetten van de draai, wordt de draaicirkel juist een stuk kleiner. Om op een veilige manier met een flinke zijwind door een sluis of brug varen, vereist wel wat ervaring. Vaak draait de wind in een haven om bomen of gebouwen, waardoor de richting sterk verandert.

En het lastigste is waarschijnlijk dat je veel minder tijd krijgt voor je manoeuvre. Met rustiger weer kan je tijd nemen om de situatie te overzien en kan je de manoeuvre rustig en beheerst uitvoeren. Vaak heb je nog wel tijd om te corrigeren. Met een sterke wind moet je wel vaart blijven houden en krijg je vaak maar één kans om je manoeuvre te laten slagen.

Op open water kan een harde wind natuurlijk hoge golven veroorzaken en die brengen hun eigen risico mee. (Daarover meer in de cursus klein vaarbewijs 2.)

 

onderwaterschip-bovenwaterschipHet scheepstype is behoorlijk bepalend voor hoe veel last je van de wind hebt. Schepen met een groot bovenwaterschip (het deel van het schip dat boven water uitkomt) hebben natuurlijk het meeste last van wind. Met name motorcruisers hebben een groot bovenwaterschip en zijn dus heel windgevoelig. Dat is ook de reden dat steeds meer van dergelijke schepen worden uitgerust met boegschroef en hekthrusters.

Zeilschepen hebben juist een groter onderwaterschip en dus wat minder last van de wind. Ook op open water zijn zeilschepen stabieler dan motorkruisers als er een krachtige wind staat, als ze de zeilen hebben staan.

Hoe je precies manoeuvres uit moet voeren als de wind van invloed is, komt aan bod in volgende delen van deze cursus.

 

Stroming

compenseren-voor-stromingStroming komen we tegen op rivieren, in deltagebieden als de Westerschelde en de Maasmond en in kanalen wanneer wordt gestuwd.

Stroming heeft invloed op het manoeuvreren:
Als de stroming van achteren komt ga je extra hard en is het lastig om op de goede plek tot stilstand te komen;
Als de stroming van voren komt, is het juist heel makkelijk om te manoeuvreren omdat je vaart vanzelf wordt afgeremd;
Als de stroming van opzij komt, bijvoorbeeld bij het oversteken van een rivier, en je wilt toch recht oversteken, moet je voor de stroming compenseren door op te sturen.

Opsturen doe je door de kop van het schip schuin tegen de stroming in te richten en vooruit gas te geven. Je beweegt dan als het ware 'krabbend' zijwaarts. Als de stroming krachtig is moet je uiteraard meer opsturen tegen de stroming in: meer compenseren.

 

oversteken-met-stromingAls je stroomafwaarts vaart en de rivier oversteekt om een zijrivier op te gaan of een havenmond binnen te lopen, doe je dat als volgt:

  •  Je blijft bij de eigen oever tot je de havenmond in kan kijken. Dat noem je "de haven openvaren" en doe je om van tevoren overzicht over de situatie te hebben.
  • Als er geen andere vaart in de buurt is ga je opsteken om de rivier dwars over te steken.

Bij het naderen van de havenmond verminder je het opsteken geleidelijk.

  • Als je vanwege andere vaart niet ter hoogte van de havenmonding kan oversteken, vaar je langzaam door tot je veilig kan oversteken en vervolgens terug naar de havenmonding.
  • Denk er aan dat er ook in de havenmond een neer staat waar je voor moet corrigeren.

Niet doen:
Schuin oversteken vóór je de havenmond in hebt kunnen kijken en daar dan in één keer indraaien. Waarom niet: er kan een schip uit de havenmond komen dat je pas op het allerlaatste moment ziet. Bij het naderen van de havenmond zou je met volle vaart een krappe bocht moeten maken en loop je kans dat je draaicirkel te groot is. Als er ter plaatse ook nog een krachtige neer blijkt te staan, heb je te weinig tijd om daar goed op te reageren. Op deze manier een haven invaren is vrágen om een aanvaring.

 

kribbenIn rivieren zijn vaak kribben aangelegd: smalle landtongen die vanuit de oever uitsteken en dwars op de hoofdstroming liggen. Kribben zorgen er voor dat het vaarwater voldoende diepte houdt. Tussen de kribben ontstaat een draaikolk, waardoor de stroming zelfs tegengesteld aan de hoofdstroming kan zijn. Dat heet een neer. Als je met een kleiner schip tegenstrooms vaart, kan het een aardige tijdwinst opleveren om telkens iets tussen de kribben te gaan varen. Maar let wel op voor kribben te dicht bij je schroef.

 button volgende

 

dinsdag, 15 april 2014 02:00

schroef en roer

  

Tijdens het manoeuvreren heb je te maken met heel veel factoren: de vorm en het gewicht van de boot, de kracht van de motor, het type, plaatsing en vorm van de schroef, de weersomstandigheden, de plek waar je vaart, andere watergebruikers... en ga zo maar door. Sommige factoren zijn steeds gelijk en sommige telkens weer (iets) anders. Dat maakt manoeuvreren een hele uitdaging, vaak spannend en erg leuk en bevredigend als het goed lukt.

Je leert manoeuvreren pas als je het daadwerkelijk gaat doen. Met de theoretische kennis van deze cursus op zak, zal je een beter begrip hebben van wat er gebeurt en weet je iets over de keuzes die je hebt tijdens het manoeuvreren.

In de cursus worden de basismanoeuvres behandeld en daarbij gaan we er steeds vanuit dat we varen met een motorschip met een ingebouwde motor en met een vaste schroef. Na de cursus ben je klaar om zelf te gaan oefenen.

In werkelijkheid kan het heel goed zijn dat jouw schip een saildrive, een boegschroef of een buitenboordmotor heeft. Dat zijn aandrijvingen die het manoeuvreren anders maken maar omdat het examen deze aandrijvingen niet behandelt worden ze hier niet besproken. Ook het manoeuvreren met zeiljachten moet in de praktijk anders worden aangepakt dan in deze cursus wordt beschreven.

Gas geven en schakelen

gashendelDe motor wordt bediend met de gashendel die meestal zo is geplaatst dat wanneer je de hendel naar voren duwt het schip vooruit gaat varen. Hoe verder je de hendel naar voren duwt, hoe meer gas je geeft, hoe harder de schroef gaat draaien en hoe harder je zal varen. In de 'rechtop stand' staat de motor in neutraal en draait de schroef niet. Als je de hendel naar achteren beweegt draait de draairichting van de schroef om, waardoor je naar achteren vaart. Er zit ook een ontkoppelingsknop of -hendel bij de gashendel. Die is er voor om de motor in vrijloop meer of minder gas te geven. Als het weer koud is en je motor niet zo makkelijk start, kan je in de vrijloop extra gas geven.

Een schip dat vooruit vaart remt af door de schroef 'naar achteren' te laten draaien. Het is heel belangrijk om nooit de gashendel in één keer van vooruit naar achteruit te bewegen. In spannende situaties is de verleiding heel groot om het toch te doen maar het kan de motor doen uitslaan en (op den duur) ernstige schade aan de keerkoppeling veroorzaken. Dat komt omdat de draaiende en zware schroef en de schroefas niet snel tot stilstand komen wanneer je het gas er af haalt. Laat de gashendel twee tot drie seconden in de neutraalstand staan, voor je de achteruit geeft.

De schroef

linkse-schroefSchroeven bestaan er in allerlei soorten en maten. Van enorme vijfbladsschroeven tot tweebladsklapschroeven. De kenmerken van het schip en de motor moeten heel precies worden afgestemd op het type schroef dat wordt gebruikt.

In de 'vooruit stand' draait de schroef op sommige schepen linksom en op sommige schepen rechtsom. Het meest voorkomend is wel de rechtsomdraaiende schroef, oftewel de 'rechtse schroef'. De schroef is zo ontworpen dat deze het grootste rendement heeft bij het vooruitvaren en de draairichting bij vooruit varen bepaalt ook of het schip een rechtse of linkse schroef heeft. Wanneer een schip met een rechtse schroef achteruit geeft gaat de schroef linksom draaien maar we spreken nog steeds van een schip met een rechtse schroef.

Schroefwerking of 'wieleffect'

Als de schroef vooruit draait stuwt deze het water naar achteren waardoor het schip naar voren vaart. Maar door de vorm van de schroef en omdat deze ronddraait, wordt ook een deel van het water opzij gestuwd. Bij een rechtse schroef wordt het meeste water naar links gestuwd en bij een linkse schroef wordt het meeste water naar rechts gestuwd. Daardoor wordt het schip niet alleen vooruit maar ook een beetje opzij gezet.

Laten we een voorbeeld nemen: Stel we varen vooruit op een schip met een rechtse schroef. Het water wordt door de schroef naar links gestuwd en daardoor duwt de schroef zichzelf feitelijk naar rechts. De schroef zit op het achterschip dus het achterschip beweegt een beetje naar rechts. Als het achterschip naar rechts (stuurboord) gaat wanneer we vooruit varen, verandert het schip van koers en wel een beetje naar links (bakboord).

Bij het vooruit varen is dit effect zo klein dat we het niet vaak opmerken en we compenseren automatisch met het roer voor de (kleine) afwijking.

effect-van-schroefwerkingMaar als we achteruit varen kan het effect van de schroefwerking erg groot zijn, waardoor het schip behoorlijk 'scheef trekt' en dat kan een manoeuvre behoorlijk lastig maken. De schroefwerking is sterker bij achteruit varen omdat de vorm van de schroef voor vooruitvaren is ontworpen; de schroef kan goed water naar achteren stuwen en niet zo goed het water naar voren stuwen. Ook vloeit het water bij achteruit varen niet langs het roerblad, waardoor het schip veel minder goed bestuurbaar is. Hoe groot de schroefwerking is hangt af van heel veel factoren, waaronder de grootte van de schroef en het schip en verschilt per schip behoorlijk.

De truc is om rekening te houden met schroefwerking en die vóór ons te laten werken als de situatie dat mogelijk maakt. Hoe je dat doet wordt uitgelegd in de delen keren en aanmeren van deze cursus

Er is een vuistregel die het makkelijker maakt om te weten welke kant je schip op zal gaan. Stel je de schroef voor als een wiel dat over de bodem 'rijdt'. Als de schroef naar rechts draait, 'rijdt het wiel over de bodem naar rechts' en zal je achterschip ook naar rechts gaan. Vanwege deze vuistregel spreken we ook wel van het 'wieleffect'.

Het roer

Een schip laat je draaien door het achterschip opzij te sturen met behulp van het roer. Een voorbeeld: je vaart vooruit en wilt naar links (bakboord) draaien. Je draait het stuurwiel dan naar bakboord ("bakboord roer geven"), waardoor het roerblad naar bakboord gaat. De schroef stuwt het water langs het roer en die waterstroom gaat nu naar bakboord, waardoor het achterschip naar stuurboord beweegt. Het vooruit varende schip gaat nu naar bakboord draaien. Let er op dat je voldoende ruimte naast je schip hebt, om het achterschip wat opzij te kunnen zetten bij een draai.

Terminologie Het stuurwiel staat aan dek en is verbonden met het roerblad (roer) dat onder water steekt. Als je het stuurwiel naar rechts draait, draait het roer naar rechts en beweegt het schip als het vaart (snelheid) heeft naar stuurboord. Veel schepen hebben een helmstok in plaats van een stuurwiel. Als je een helmstok naar rechts beweegt, draait het roer naar links en zal het schip naar bakboord draaien. Helmstok en stuurwiel werken dus tegengesteld.

In de praktijk wordt vaak de term 'roer' gebruikt in plaats van stuurwiel/helmstok. Bijvoorbeeld 'roer geven', waarmee bedoeld wordt aan het stuurwiel draaien/de helmstok opzij bewegen. Met het commando "neem jij het roer" wordt opdracht gegeven om te gaan sturen ("aan het roer te gaan staan"). Grappig eigenlijk, want je raakt het roer feitelijk niet aan.

roerstandenHoe veel moet je nu eigenlijk het roer opzij doen om goed te draaien? Dat hangt af van wat je wilt bereiken. En het is namelijk niet zo dat hoe meer roer je geeft, hoe sterker je draai is. Als je het roer opzij beweegt gebeuren er twee dingen:

  1. het schroefwater 'ketst' tegen het roer waardoor het schroefwater van richting verandert dus krijg je een zijwaarts gerichte kracht
  2. het roer belemmert het makkelijk voortstromen van het water, er ontstaat weerstand en daardoor rem je af

In de afbeelding hiernaast zie je het effect van roerstanden op de richting van het schroefwater (aangegeven met een blauwe pijl).

• Als je ongeveer 25º roer geeft genereer je een kleine zijwaartse kracht en rem je een beetje af. Je gaat dan met vrij veel snelheid een flauwe bocht maken.

• Als je ongeveer 45º roer geeft genereer je een behoorlijke zijwaartse kracht en je remt gemiddeld af. Je gaat dan niet al te snel een krappe bocht maken.

• Als je ongeveer 75º roer geeft genereer je bijna geen zijwaartse kracht en rem je sterk af. Je gaat dan nauwelijks opzij en ook nauwelijks vooruit.

Conclusie: als je een ruime draai wilt maken en geen snelheid wilt verliezen, geef je een beetje roer. Als je een zo krap mogelijke bocht wilt maken, geef je ongeveer 45º roer. Het roer vrijwel dwars zetten heeft geen enkele zin.

 

Draaicirkel

draaicirkelBehalve met de roerstand heb je nog twee factoren tot je beschikking om de grootte van de draaicirkel te bepalen: de snelheid waarmee je de draai inzet en de schroefwerking.

Als je een draai met grote snelheid inzet zal je door de middelpuntvliedende kracht een grotere draaicirkel nodig hebben. Het schip vliegt dan als het ware 'uit de bocht'. Vergelijk het maar met fietsen want dan gebeurt precies hetzelfde. Bij het manoeuvreren geld een belangrijke stelregel: "eerst roer en dan gas". Door eerst roer en dan gas te geven bouw je minder vaart op, waardoor je de draaicirkel vermindert. Je hebt dan minder ruimte nodig voor je manoeuvre.

Een schip met een rechtse schroef zal door het wieleffect vanzelf de neiging hebben om naar bakboord te gaan (bij vooruit varen). Daardoor zal de draaicirkel als je 'bakboord uit gaat' kleiner zijn dan wanneer je 'stuurboord uit gaat'. Voor een schip met een linkse schroef geld uiteraard het omgekeerde. Dit is belangrijk om rekening mee te houden als je heel weinig ruimte hebt om te draaien. Als je draait met 'je schroefwerking mee', dat wil zeggen dat het wieleffect je helpt om een krappe bocht te maken, kan je de draai iets later inzetten dan wanneer met 'je schroefwerking tegen' gaat draaien.

 

Een praktijkvoorbeeld:

Je vaart met een sloep van een meter of negen door een smal deel van de Amsterdamse grachten en wilt op een kruising links afslaan. De sloep heeft een linkse schroef waardoor deze bij vooruit gas geven de neiging heeft naar rechts te gaan. Je schroefwerking is dus 'tegen'.

Je nadert de kruising rustig, geeft bakboord roer en een beetje gas vooruit. Je komt wel behoorlijk dicht in de buurt van de tegenover liggende oever maar de draai lukt nèt. Was je de draai met een hogere beginsnelheid begonnen, had je het niet gered om in één keer de bocht te nemen. De combinatie schroefwerking 'tegen' en hoge snelheid zorgt namelijk voor een grote draaicirkel.

 

 

 

 

button volgende

 

dinsdag, 15 april 2014 02:00

Cursus inhoud Klein vaarbewijs 1

 

De gratis online cursus Klein vaarbewijs 1 bestaat uit zo'n dertig hoofdstukken, onderverdeeld over vijf delen. De uitleg wordt verheldert met bijna 200 tekeningen en foto's. Je kan de delen in willekeurige volgorde doorlopen maar ik raad je aan om de hoofdstukken wel op volgorde te lezen.

Als je alle delen grondig hebt bestudeert, ben je klaar om het vaarbewijs examen te doen. Let op: zeker als je geen of weinig vaarervaring hebt, is slagen voor het vaarbewijs examen geen makkie. Je kan vragen verwachten over alle onderwerpen die in deze cursus worden behandeld en dat is zonder meer veel informatie om tot je te nemen.
Daarom raad ik je aan om gebruik te maken van een studieschema, zodat je met regelmaat en focus met de vaarbewijs cursus bezig kan zijn.

tip uit de praktijkSommige begrippen worden in de cursus vet weergegeven. Dat zijn begrippen die belangrijk zijn om voor het examen te weten.
Het plaatje hiernaast wordt in de cursus veel gebruikt om extra tips te geven of handigheidjes uit te leggen.

 

Deel 1 Manoeuvreren

In dit deel worden de basisprincipes van het manoeuvreren met kleine motorboten uitgelegd. Na het leren van deze principes, heb je een beter begrip van hoe een boot zich gedraagt en hoe jij daar gebruik van kan maken als je achter het roer staat. De onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere: schroefwerking, keren, draaicirkels en aanmeren en wegvaren onder verschillende omstandigheden.

Deel 2 Het schip en de uitrusting

In dit deel wordt iets verteld over de uitrusting en bouw van een boot en de veiligheidsuitrusting die je aan boord moet hebben. Belangrijke onderwerpen zijn o.a. brandveiligheid en basis motorkennis, zodat je goed voorbereid onderweg gaat.

Deel 3 Het vaarwater

In dit deel gaan we in op de tochtvoorbereiding en meteorologie en welke hulpmiddelen je daarbij hebt zoals bijvoorbeeld waterkaarten en weerberichten. Je leert hoe je moet uitrekenen of het water diep genoeg voor jouw boot is en of je onder een brug door kan varen. Ook wordt er ingegaan op de betonning van het water en verkeersborden. Dit deel zal je helpen om op een veilige manier je weg over het water te vinden.

Deel 4 Reglementen en wetten

In dit belangrijke deel wordt je uitgelegd welke wetten en reglementen op het water gelden. Je leert iets over jouw verplichtingen als schipper en ook met welke voorrangsregels je te maken hebt. Het is natuurlijk wat droge stof maar het geeft je veel zekerheid als je weet wanneer je wel en niet voorrang hebt.

Deel 5 Navigatielichten

In dit deel zal je veel afbeeldingen van schepen en hun navigatieverlichting tegenkomen. Alle belangrijke verlichting die op schepen wordt gebruikt wordt je getoond, zodat je ook 's nachts weet met welk soort schepen je te maken hebt.

button volgende